Fotograaf: M. de Rover

Het klinkt heerlijk, een volle galop over anderhalve meter hoge muren vliegen, of een perfecte piaffe rijden, of een sliding van negen meter realiseren. Maar hoe heerlijk is de weg ernaartoe voor het paard?

De sport

Gemiddeld genomen stapt een ruiter op een paard van drie of vier jaar oud – soms zijn ze nog jonger en maar zelden zijn ze ouder. Als het dier geluk heeft, gaat daar een gedegen stukje grondwerk aan vooraf. Meestal niet. Hij kent het longeren in drie gangen en heeft ooit al eens een zadel op zijn rug gehad. Tijd voor een ruiter op zijn rug.

De sport vraagt om jonge paarden op niveau. Daar betalen sponsoren voor. Het liefst koopt men een drie- of vierjarige met álle knopjes er al op. Dat is handig. Je kunt ‘lekker lang’ de sport in – en het dier eventueel daarna nog goed verkopen. Klein detail: dat paard is vermoedelijk kapot voor zijn twaalfde. Carrière: acht jaar. Meestal verdwijnen paarden al eerder via de achterdeur de fokkerij of de handel in. Sommigen eindigen bij de slager. Een select groepje redt het ook na zijn twaalfde en haalt ofwel de top, ofwel komt bij een recreant terecht die er nog plezier van heeft.

Het alternatief

Kan het ook anders? Natuurlijk! Paarden gedegen opleiden kost tijd. Veel tijd. Het kost zeker anderhalf jaar om een paard te leren dat het ook onder ruitergewicht mogelijk is om balans te vinden. Als je geluk hebt, heb je na een jaar balans in drie gangen. Dan kun je gaan werken aan balans in wendingen.

Er van uitgaande dat je start met een vierjarig paard, is het paard dan zeker vijfenhalf tegen de tijd dat hij balans heeft in drie gangen en in wendingen. Vijfenhalf als hij een B-proef moet kunnen lopen. Een B-proef. Geen piaffe, geen oxers, geen slidings.

Zo’n dier is op dat moment nog niet volgroeid – al lijkt hij dat wel. Overbelasting is een serieuze zorg. Internet staat vol afbeeldingen van onvolgroeide paarden waar alle knopjes op zitten. Datzelfde internet staat bomvol plaatjes van onvolgroeide paarden met afwijkingen in het lijf.

Klassiek geschoold vs. modern getraind?

De klassieke of academische rijkunst gaat ervanuit dat de basisopleiding van een paard zes tot acht jaar in beslag neemt. De basis bestaat in deze uit flexibiliteit, gedragenheid, een ondertredend achterbeen. Het bestaat ook uit travers, renvers, schouderbinnenwaarts.

Door een paard te voorzien in een lange opleiding, waarbij de grenzen van lichaam en geest gerespecteerd worden, is de kans het grootst dat het paard op hoge leeftijd nog gezond kan worden ingezet als rijpaard. Hoge leeftijd is hier niet twaalf, maar vijfentwintig of ouder.

Het verschil tussen de academische rijkunst en het moderne rijden? Afgezien van het verschil tussen het langzaam willen opleiden in de klassieke school en het snel vooruit willen in de moderne school, is er een ander verschil. Nadenken over biomechanica en over het psychisch effect van oefeningen op een paard. Waarom vragen we een bepaalde oefening? Wat doet die oefening met het lichaam van een paard? Kan het paard de gevraagde oefening aan?

Is de klassieke school voorbehouden aan de grote meesters van de rijkunst? En enkel voor dressuurruiters? Natuurlijk niet! Rechtgerichtheid, gedragenheid en mentale stabiliteit zouden we voor ieder paard moeten nastreven. Daar hoef je geen dressuurzadel voor te hebben en geen Lusitano voor te rijden. Haflinger, Arabier, Shire of Holsteiner, ze kunnen allemaal klassiek geschoold worden – onder een barebackpad, westernzadel of endurance zadel, dat is om het even.

Waarom we niet allemaal onze paarden academisch scholen? Het kost tijd. Veel tijd. Tijd die veel ruiters niet hebben, of er niet voor over hebben.

Zeg eens eerlijk, hoeveel tijd heb jij?