Er komen almaar vaker meldingen van dierenverwaarlozing binnen bij de Vlaamse overheid. Dit is op zich een goed teken zodat deze dieren geholpen kunnen worden, maar vooraleer je een melding doet, moet je 100% zeker zijn dat er effectief spraken is van verwaarlozing. In dit artikel besteden we extra aandacht aan wat paardenverwaarlozing is.

Als men over paardenverwaarlozing spreekt, komt bij velen het beeld op van een te mager paard met lange hoeven op een kale weide zonder voldoende water en zonder beschutting. Dit beeld vat eigenlijk mooi samen waar dierenverwaarlozing op slaat. Kort samen gevat wordt er gesproken van dierenverwaarlozing wanneer men de dierenwelzijnswet niet respecteert. Deze wet zegt dat elk dier, in overeenstemming met de behoeften van het dier, recht heeft op: voeding & drinken, huisvesting en verzorging.

Om te bepalen wanneer er bij paarden van verwaarlozing mag gesproken worden, is het belangrijk om te weten wat deze 3 punten juist inhouden. Vaak ligt onwetendheid over de noden van een dier aan de oorzaak van dierenverwaarlozing. Hieronder leg ik graag deze 3 punten uit vanuit mijn standpunt als dierenarts en geef ik graag enkele basisregels mee.

VOEDING & DRINKEN

Een paard in het wild is ± 18 uur per dag bezig met eten. Het basisrantsoen van een paard bestaat uit ruwvoer (gras/hooi/voordroog/stro). De vezels van het ruwvoer zijn de belangrijkste energiebron voor een paard en houden de o-zo-belangrijke darmflora van het paard gezond. De vuistregel is dat een paard of pony per dag minimum 1% van zijn lichaamsgewicht aan ruwvoer moet opnemen op droge stof basis. Wanneer men onder deze 1% gaat, gaat de darmflora van het paard kapot. De maximale ruwvoeropname (in droge stof) ligt op 2% per dag. Dit houdt in dat paarden en pony’s optimaal 1.5% van hun lichaamsgewicht (op droge stof basis) aan ruwvoer moeten krijgen per dag. Dit wil zeggen dat een paard van 500kg minimum 6kg hooi, optimaal 9kg hooi en maximum 12kg hooi per dag kan eten. Voor voordroog en gras liggen de aantallen veel hoger omdat ze meer water bevatten.

Als je weet dat een bijna volledig gevulde grote vuilniszak met hooi ongeveer 3kg weegt, weet je dat een paard van 500kg toch 2 à 3 grote zakken hooi per dag moet krijgen als deze geen toegang heeft tot ander ruwvoer (zoals gras). In dergelijk geval wordt de dagelijkse hoeveelheid ruwvoer best verspreid over de hele dag zodat een paard niet langer dan 6 uur zonder voeding staat (d.w.z. minimum 2 keer per dag ruwvoer voederen). Uiteraard moet het ruwvoer ook vrij zijn van bederf en schimmel.

Ieder paard moet vers en proper water ter beschikking hebben om te drinken. In de zomer zou ieder paard toch ± 60 liter per dag ter beschikking moeten hebben. In de winter moeten er maatregelen genomen worden tegen het bevriezen van het drinkwater.

HUISVESTING

Een paard hoort niet 24 op 24 in een stal te staan, maar zou per dag toch de mogelijkheid moeten hebben om zijn benen gedurende 4 uur te kunnen strekken en rond te lopen. Op veel stallen is dit spijtig genoeg niet altijd mogelijk.

Paarden op de weide moeten in de zomer kunnen schuilen tegen de zon. Dit kan door middel van bomen, een hoge haag, een afdak of schuilhok. In de winter moeten paarden beschutting kunnen zoeken tegen regen, hagel en wind in een schuilhok. Ook moeten zij de mogelijkheid hebben om zich op een droge bodem te begeven in de winter. Jonge, oude en zieke dieren worden bij strenge winters best binnen gehouden.

Overbevolking van weides is vaak ook een probleem. De ideale vuistregel hierbij is: 1 paard per 0.5ha weide om toch voldoende gras per paard te hebben.

VERZORGING

Een van de eerste tekenen van verwaarlozing die we gemakkelijk opmerken bij paarden zijn onverzorgde hoeven. Hoeven die niet tijdig bekapt worden, te lang zijn, afscheuren of in extreme gevallen beginnen om te krollen naar boven. De vuistregel is dat het gemiddelde weidepaard om de 3-4 maand bekapt wordt, dus 3-4 keer per jaar of met andere woorden 1 keer per seizoen. De hoeven 2 keer per jaar bekappen vind ik een absoluut minimum. In de zomer groeien de hoeven iets sneller dan in de winter, dus een extra bekapbeurt in de zomer is geen overbodige luxe.

Wanneer we magere paarden zien, rinkelt het belletje van verwaarlozing vrij snel, maar niet bij iedereen. Spijtig genoeg leeft de perceptie nog steeds dat het “normaal” is dat oudere paarden of pony’s er mager uit zien. Ouderdom is geen ziekte. Ouderdom maakt wel dat er steeds meer kwaaltjes opduiken waardoor er meer verzorging nodig is. Een gezond oud paard of pony kan mits correcte verzorging perfect rond en op gewicht zijn. Wanneer een paard mager is moeten er minstens 3 alarmbelletjes gaan branden als mogelijke oorzaak: voeding, tanden en wormen.

Indien de paarden toch voldoende voeding krijgen en het om 1 of enkele individuen van een groep gaat, moeten we op zoek gaan naar een individueel gezondheidsprobleem dat kan verklaren waarom het paard mager is. Heel vaak zorgen de tanden bij iets oudere paarden voor eetproblemen. Het gebit van paarden is gemaakt om vezelig voeder te kauwen en ondergaat daardoor heel wat slijtage bij het eten. Het paardengebit heeft op deze slijtage iets gevonden: hun tanden hebben een hele lange kroon die ter compensatie van de slijtage per jaar zo’n 2-3mm richting de mondholte schuift. Wanneer het paard geen perfect gebit heeft, zorgt dit systeem vroeg of laat voor problemen: de plaatsen waar de tanden niet afslijten (vaak vooraan en achteraan) worden in verhouding tot het kauwoppervlak per jaar steeds langer en vormen zo dus haken. Ongelijke slijtage kan ook plaatsvinden in het midden iedere tandenrij wanneer er bijvoorbeeld een kies ontbreekt, er een spleetje zit of wanneer de ene kies zachter is dan de andere. Dergelijke slijtagestoornissen ontstaan langzaam, wat impliceert dat dit voornamelijk problemen begint te geven bij paarden vanaf de leeftijd van 10 jaar. Naast slijtagestoornissen zijn er nog andere tandproblemen waardoor een paard moeilijker gaat eten en mager kan worden. Deze zijn niet noodzakelijk leeftijdsgebonden, bvb. een gebroken kies, spleetjes tussen de kiezen waar voedsel tussen komt en begint te rotten met tandvleesontsteking en eventueel verlies van de tand zelf tot gevolg, scheve tanden,… . Zonder degelijk onderzoek van de mond is het moeilijk om in te schatten of een paard tandproblemen heeft of een perfect gebit heeft. In feite zou ieder paard elk jaar of toch om de 2 jaar gecontroleerd moeten worden. Tandproblemen ontstaan vaak langzaam en paarden leren met hun ongemakken omgaan omdat ze iedere dag moeten eten, ongeacht de pijn.

Ieder paard moet ook op gepaste tijdstippen met een gepast product ontwormd worden. Doordat onze paarden steeds op dezelfde weide gehouden worden, herbesmetten ze zich telkens opnieuw met wormeitjes door te grazen. Om te weten wanneer je moet ontwormen en met welk product, laat je best een mestonderzoek uitvoeren zodat je gericht kan ontwormen.

Paarden kunnen ook mager zijn als gevolg van andere gezondheidsproblemen zoals bvb. opnamestoornissen in de darmen, de ziekte van Cushing,… . Deze paarden hebben begeleiding nodig van een dierenarts om hen te ondersteunen en zo goed als mogelijk gezond te houden.

Bijkomend zien we bij paardenverwaarlozing ook dieren met andere problemen zoals onverzorgde huidwonden, abnormale zwellingen, ingegroeide halsters bij veulens,… .

CONCLUSIE

Vaak gaat het niet om moedwillige paardenverwaarlozing, maar gebeurt het onbewust en uit grote onwetendheid over de nodige verzorging of omwille van een ongunstige financiële situatie. Wie een dier aankoopt, moet zich er van bewust zijn dat het dier verzorging nodig heeft tot het einde van zijn leven en dat dit tijd en geld kost. Vaak wringt hier het schoentje.

Als je verwaarlozing vast stelt, informeer je dan zelf eerst goed op voorhand over de situatie voor je een melding maakt. Vaak is er een verklaring of soms is er zelfs geen spraken van verwaarlozing (bvb. wanneer een dier reeds in behandeling is of lijdt aan een bepaalde ziekte). Veel situaties kunnen opgelost worden door er over te praten met de eigenaar. Wanneer er een inspectie volgt en er een inbreuk op de dierenwelzijnswet wordt vastgesteld, kan er een minimale boete van €312 euro volgen, samen met het opleggen van bepaalde maatregelen of het in beslag nemen van de dieren. Door goed overleg kan een boete vermeden worden en kan dat geld geïnvesteerd worden in een hoefsmid of dierenarts voor de dieren.

Soms is er geen mogelijkheid tot overleg of moet er snel ingegrepen worden: dan kan je je wenden tot de lokale politie die mee de eigenaar kan opsporen en eventueel verdere stappen kan ondernemen. Pas wanneer de eigenaar gekend is, kan een melding gemaakt worden bij de Vlaamse overheid. Dit kan niet anoniem gebeuren.

VLAAMS MELDPUNT:

09/ 276 20 60
dierenwelzijn@vlaanderen.be
online: http://www.lne.be/themas/dierenwelzijn/meld-een-verwaarloosd-of-mishandeld-dier

Volgende gegevens moeten doorgegeven worden bij een melding:

  • Locatie dier(en)
  • Naam en adres eigenaar/verantwoordelijke van dier(en)
  • Diersoort
  • Vaststelling/klacht
  • Naam en adres van persoon die melding doet (kan niet anoniem)
  • Optioneel, max 4 foto’s