Fotograaf: M. de Rover

Een actief ondertredend achterbeen, we zijn er allemaal naar op zoek. Dressuurruiters noemen het vaak, maar ook springruiters, westernruiters en enduranceruiters hebben er baat bij.

Wat is het?

Het is voor een paard best lastig om ons te dragen zonder daarbij zichzelf schade toe te brengen. Om te zorgen dat het paard écht een atleet kan zijn, is het ontzettend belangrijk dat hij zijn lijf goed gebruikt. Een paard gebruikt zijn lijf goed als hij zijn rug bol maakt, en draagt vanuit zijn buikspieren. Klinkt ingewikkeld, toch? Dat valt gelukkig best mee.

Als de wervels van de rug elkaar raken, geeft dat op den duur pijn en zelfs schade. Dat willen we dus graag voorkomen. Als het achterbeen van het paard parallel aan het voorbeen beweegt, kun je in er de meeste gevallen van uitgaan dat de achterhand actief meedoet, dat de buikspieren aan het werk zijn en dat de rug genoeg rek heeft om te voorkomen dat de wervels elkaar raken.

Onderstaande foto, hij is wat wazig helaas, toont een driejarig bijna helemaal ongetraind paard in vrije beweging. Het is goed te zien dat het achterbeen met de massa meekomt. De schoft is iets hoger dan de achterhand, de oren iets hoger dan de schoft. Dit paard is van nature iets overbouwd – een Amerikaans gefokt paard, en nog in de groei – maar kan zichzelf hier goed dragen. Dit is waar we naartoe willen onder het zadel.

Hoe komen we daar?

Het is heel belangrijk te blijven schakelen in je tempo. Naar voren én terug. En dat zoveel mogelijk op je zit. Een lichte zit betekent naar voren, een zware zit betekent terug in tempo. Dat kunnen we in drie gangen doen. Begin eens met schakelen in stap. Heel langzaam en daarna flink tempo. En weer terug. Draaf altijd aan vanuit een langzaam stap tempo, zodat je paard niet aanrent in plaats van aandraaft.

Stel je paard niet te vaak en zeker niet te lang lang-en-laag in. Hoe meer ze in lang-en-laag lopen, hoe meer de voorhand gebruikt wordt en de achterhand er achteraan bungelt. De functie van lang-en-laag is rek op de bovenlijn creëren en daar is het zeker goed geschikt voor. Maar om de achterhand er écht onder te krijgen, moet het paard zijn oren tenminste op de hoogte van de schoft houden. Het liefst zelfs nog iets hoger.

Het is dus helemaal zo erg niet dat wanneer we ons paard vragen meer ‘van achter’ te komen door been te geven, het hoofd iets omhoog komt. Dat maakt het voor het paard namelijk mogelijk met het achterbeen verder te reiken. Er zit namelijk flink wat rek op de spieren en gewrichten, maar niet oneindig veel: de achterhand kan niet heel ver naar voren als de neus bijna op de grond is.

Natuurlijk is het streven een bepaald ‘frame’ of een bepaalde houding. In het begin mag je daar alleen best wat mee spelen. Meer been betekent in ieder geval altijd meer van achter komen. Dat hoeft niet per se te beteken dat het paard harder gaat. Je kunt ook been geven voor de piaffe of passage. Je wil dat de achterhand actiever wordt als er been gegeven wordt. Als je daarbij je zit iets lichter maakt, wil je verruiming. Als je zwaarder zit, wil je verzameling. De hand is daarbij een hulpmiddel om een beetje te kunnen spelen met de houding, maar is het laatste stukje van de puzzel.

Onderstaande foto toont de benen van hetzelfde paard een paar maanden laten met iets meer training. Hier wordt meer ruimte in de draf gevraagd. Ik kan vertellen dat de hoofd-hals houding absoluut niet is zoals het plaatje zou moeten zijn – dit paard is namelijk van mijzelf, en de ruiter die de verruiming vraagt, ben ik. Het achterbeen treedt actief onder. Het schopt zelfs wel heel letterlijk het voorbeen weg.

Hoe zie je of het goed gaat met het achterbeen?

Als je goed kijkt naar de foto’s, dan zie je dat het in draf heel goed zichtbaar is dat de diagonale benenparen bijna helemaal parallel lopen. Je zou er met een geodriehoek lijntjes kunnen tekenen die parallel aan elkaar zijn. Het achterbeen is actief en doet mee.

In stap kun je het vooral goed zien aan de afdruk van de hoef: de achtervoet moet tenminste in het spoor van de voorvoet terecht komen.

In galop is het misschien nog het lastigst te zien, maar daar zou je het gevoel moeten hebben dat het achterbeen naar voren ‘grijpt’. Het makkelijkste is om filmpjes te maken en in slow-motion terug te kijken, of om iemand foto’s te laten maken in drie gangen en die goed te bestuderen. Vergeet daarbij even het totaalplaatje van de wedstrijden – dat komt vanzelf.

Ga ook eens bij andere kijken, of bestudeer filmpjes op YouTube. Hoe meer je kijkt, hoe beter je kunt beoordelen of een paard zijn achterbeen actief gebruikt – en dus jou als ruiter goed zou kunnen dragen.